Wie is de lezer?

21-11-2018

Tien jaar consumentenonderzoek naar lezen van boeken

Hoe is de samenstelling van het leespubliek van boeken de afgelopen 10 jaar veranderd? Hoe staat het ervoor met de recente trend van ontlezing en wat is nu precies het verschil in boekleesgedrag tussen jongeren en ouderen? En lezen wij in 2025 nog steeds even vaak boeken als in 2018?

KVB Boekwerk zocht het in samenwerking met Stichting Lezen uit. Hiervoor stond 10 jaar consumentenonderzoek van Stichting Marktonderzoek Boekenvak (SMB) tot onze beschikking. Aanvullend is ook gekeken naar recente onderzoeken van SCP. We presenteren in twee artikelen onze bevindingen. In het eerste artikel beschrijven we de ontwikkelingen in de leesfrequentie van Nederlanders tussen 2009 en 2018. In het tweede artikel presenteren we een vooruitblik naar 2025.

De gegevens worden gepresenteerd in percentages van de bevolking die frequent, geregeld, incidenteel of nooit boeken lezen. Deze percentages worden ook uitgedrukt in aantallen personen. Met de interactieve grafieken in de artikelen kunt u uw eigen selecties maken (op bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, opleiding of regio). Op die manier wordt niet alleen duidelijk hoe de leesfrequentie van alle Nederlanders is veranderd, maar ook van bepaalde bevolkingsgroepen. Veranderingen in de grootte van de bevolkingsomvang zijn in de grafieken meegenomen.

Inzicht in leesgedrag uit het verleden biedt aanknopingspunten voor een beschrijving van trends die zich in de toekomst kunnen aftekenen. Wij schetsen als gedachte-experiment daarom drie scenario’s van de leesfrequentie van Nederlanders in de nabije toekomst (tot 2025) en rekenen die ook door naar aantallen Nederlanders.

Onze voorspellingen zijn gebaseerd op een regressiemodel dat ontwikkeld is door Frank Huysmans van bureau WareKennis op basis van de 10 jaar aan SMB-onderzoek. Door CBS-prognoses over bevolkingsontwikkeling te koppelen aan de uitkomsten van het model, laten wij zien wat de mogelijke omvang van elke doelgroep is. Relevante variabelen – bijvoorbeeld over de economische conjunctuur of technische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen – ontbreken helaas in de data en dus ook in het model. Vandaar dat het hier nadrukkelijk gaat om een gedachte-experiment.

Veranderingen in de leesfrequentie van Nederlanders (2009 tot en met 2018)

In welke mate is er in Nederland sprake van ontlezing? Het SCP-rapport Lees:Tijd: Lezen in Nederland geeft aan dat tussen 2006 en 2016 het percentage Nederlanders dat minstens 10 minuten per week teksten leest (boeken, kranten, tijdschriften, online nieuwssites e.d.) is teruggelopen van 90% naar 72%. Voornamelijk mensen onder de 35 jaar en laagopgeleiden lezen minder dan voorheen. Maar hoe ziet de ontlezing van boeken er verder uit? Wie leest geen boeken meer, wie leest er minder en wie leest nooit boeken? En welk verband is er tussen aan de ene kant het lezen van boeken en aan de andere kant het kopen of lenen van boeken? Met die vragen hebben we ons verdiept in data die ruim 10 jaar consumentenonderzoek in het boekenvak heeft opgeleverd.

De geanalyseerde data komen uit consumentenonderzoek (vragenlijsten) naar het lezen van boeken in de periode 2009 – 2018. Sinds 2012 wordt in de vraag ook expliciet gevraagd naar het lezen van e-books. De lezers van boeken zijn daarbij in vier categorieën ingedeeld:

  • Frequente lezers of heavy lezers die ten minste drie keer per week een boek lezen;
  • Geregelde lezers of medium lezers die 1 tot en met 2 keer per week lezen;
  • Incidentele lezers of light lezers die 1 tot en met 3 keer per maand of minder vaak lezen;
  • Nooit-lezers, oftewel Nederlanders die aangeven nooit boeken te lezen.

Helft  van de Nederlanders leest incidenteel

In de periode 2009 tot en met 2018 is het aandeel Nederlanders (13 jaar en ouder) dat nooit een boek leest ongeveer gelijk gebleven: dit percentage schommelt rond de 12%. Wel zien we in deze periode een verschuiving van geregeld tot frequent lezen naar incidenteel lezen. Waar in 2009 nog 51% van de Nederlanders tot de geregelde en frequente lezers behoorde, is dat in 2018 43%. Het aandeel incidentele lezers is daarentegen juist toegenomen, van 38% naar 48%.

Doordat de bevolking de afgelopen tien jaar is gegroeid, is de trend in absolute aantallen minder uitgesproken. De groep die geregeld tot frequent boeken leest daalt daardoor ‘slechts’ met 600 duizend.

In de tijd die ze besteden aan lezen, laten Nederlanders ook een daling zien. De leestijd aan teksten loopt tussen 2006 en 2016 terug van 4,7 naar 3,4 uur per week. De daling betreft met name tijdschriften, maar ook kranten en boeken. De daling wordt vooral veroorzaakt doordat de groep mensen die helemaal niet leest, groeit (Lees: Tijd, 2018).

Leesfrequentie daalt minder dan koop- en leenfrequentie

De verschuiving van geregeld tot frequent naar incidenteel is ook zichtbaar bij het kopen en lenen van boeken. En bovendien sterker dan bij lezen. Het percentage Nederlanders dat geregeld tot frequent leest daalde namelijk met 16%, terwijl het percentage Nederlanders dat geregeld tot frequent koopt en leent daalde met respectievelijk 31% en 32%.

Het verschil tussen mannen en vrouwen is kleiner geworden

Vrouwen lezen in 2018 nog altijd meer dan mannen. Het verschil is door de jaren wel kleiner geworden. In 2009 las 62% van de vrouwen geregeld tot frequent en in 2018 was dat 48% (-14%). In 2009 las 40% van de mannen geregeld tot frequent; in 2018 was dat 38% (-2%). Vooral de grote afname in het aandeel vrouwen dat dagelijks (frequent) boeken leest springt in het oog, van 30% naar 19%. De groep vrouwen die incidenteel boeken leest, nam met de helft toe van 32% naar 47%. Voor incidenteel lezende mannen steeg het aandeel van 45% naar 50%.

In absolute aantallen gaat het om een daling van 4,2 miljoen naar 3,4 miljoen vrouwen die geregeld tot frequent boeken lezen. Bij de mannen stijgt, dankzij de bevolkingsgroei, het aantal geregelde lezers licht: van 2,7 miljoen naar 2,8 miljoen.

In de tijd die ze besteden aan lezen, laten mannen tussen 2013 en 2015 een daling zien. De leestijd bij vrouwen is in deze periode stabiel. Dit geldt voor alle leesmedia samen: naast boeken ook kranten, tijdschriften en online nieuws (Media: Tijd in kaart, 2016).

Hoogopgeleiden lezen nog steeds het meest, maar…

Niet alleen mannen en vrouwen groeien wat betreft leesfrequentie meer naar elkaar toe, ook de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden worden kleiner. Dit wordt mede veroorzaakt door een aanzienlijke afname in leesfrequentie onder (vooral vrouwelijke) hoogopgeleiden. Zo daalt het percentage van hoogopgeleiden dat dagelijks (frequent) boeken leest van 57% in 2009 naar 35% in 2018. Bij laagopgeleiden is er geen sprake van een daling, een kwart van hen leest nog steeds dagelijks. Sterker nog: de groep laagopgeleiden die zegt nooit boeken te lezen is gedaald van 23% in 2009 naar 14% in 2018 en de groep laagopgeleiden die geregeld boeken leest, is bijna verdubbeld naar 11%. Vooral laagopgeleide mannen zijn frequenter gaan lezen.

In de tijd die ze besteden aan lezen, laten hoogopgeleiden ook een daling zien tussen 2013 en 2015. De leestijd van midden en lager opgeleiden is stabiel in deze periode. Dit geldt voor alle leesmedia samen: naast boeken ook kranten, tijdschriften en online nieuws (Media: Tijd in kaart, 2016).

Daling in leesfrequentie onder de 40 en boven de 65

Kijken we naar leeftijdscategorieën, dan blijkt dat de grootste afname in frequent lezen van boeken zich voordeed in de leeftijdsgroep 13 tot en met 39 jaar en bij de 65-plussers (grafiek 1). Van de 65-plussers leest anno 2018 34% dagelijks (frequent) tegenover 53% in 2009. Het aandeel lezers onder de 40 daalde van 45% in 2012 naar 25% in 2018. Vooral vrouwen jonger dan 40 jaar zijn minder regelmatig boeken gaan lezen (grafiek 2). Het frequent lezen van de tussenliggende leeftijdsgroep (tussen 40 en 64 jaar oud) is ook gedaald, maar veel minder sterk: van 37% naar 32%.

In de tijd die ze besteden aan lezen, laten met name jongeren een daling zien. 13- tot 19-jarigen besteden in 2015 10 minuten per dag aan lezen, terwijl dit in 2013 23 minuten was. De leestijd van 20- tot 34-jarigen is in deze periode stabiel, alsmede deze van 65-plussers. Dit geldt voor alle leesmedia samen: naast boeken ook kranten, tijdschriften en online nieuws (Media: Tijd in kaart, 2016).

Regio

In het noorden van het land is men meer gaan lezen: het aantal niet-lezers is afgenomen en het aantal mensen dat geregeld tot frequent boeken leest is toegenomen. De grootste afname heeft zicht voorgedaan in het westen van Nederland (d.w.z. in ‘rest west’; alle gemeenten behalve de vier grote steden).

Boekenkopers lezen minder vaak

Een groot deel (87%) van de Nederlanders die frequent tot geregeld boeken kopen, leest ook frequent tot geregeld. Het gaat om 3,4 miljoen mensen. Vooral de frequente kopers lezen voor een groot deel (70%) dagelijks boeken. Maar ook hier is zichtbaar dat frequente en geregelde kopers van boeken minder vaak (dagelijks of wekelijks) boeken zijn gaan lezen. In tien jaar tijd is bijvoorbeeld het aandeel geregelde lezers in deze groep verdubbeld, vooral ten koste van de frequente lezer. Daarenboven is de groep frequente en geregelde kopers op zichzelf al kleiner geworden (zie ook het artikel Wie is de koper).

Grote groep potentiële leners

Driekwart van de mensen die frequent leent, leest ook frequent. Het gaat daarbij om bijna 2 miljoen Nederlanders. Daarnaast is er een aanzienlijke groep die nooit boeken leent, maar toch frequent tot geregeld boeken leest. Deze groep bestaat uit 3,3 miljoen (potentiële) bibliotheekleners (zie ook het artikel over het lenen van boeken [binnenkort op de site]).

Toelichting onderzoeksmethode

De onderzoeksdata zijn afkomstig van enquêteonderzoeken naar koop-, lees- en leengedrag van Nederlanders (SMB consumentenonderzoek). De onderzoeken vinden vier keer per jaar plaats en worden afgenomen in het onderzoekspanel van GfK. Elke steekproef bestaat uit ongeveer 1.200 of 1.300 respondenten. De onderzoeksresultaten kunnen als representatief worden beschouwd voor Nederlanders van 13 jaar en ouder.

Om veranderingen in de samenstelling van het leespubliek in de periode 2007 (start onderzoek) tot en met 2018 te kunnen vaststellen is aan GfK gevraagd om de jaarlijkse enquêtevragen met betrekking tot kopen, lezen en lenen van boeken op een methodologische verantwoorde wijze aan het elkaar te koppelen.1 Om inzicht te krijgen in doelgroep-grootte heeft KVB Boekwerk gegevens over bevolkingsomvang van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gekoppeld aan de onderzoeksresultaten.

Beperkingen van het onderzoek

GfK rapporteert niet over de non-respons tijdens de onderzoeken. Hierdoor is het niet precies duidelijk – ondanks dat er gewogen wordt op achtergrondvariabelen leeftijd, sekse en opleiding – in welke mate de resultaten representatief zijn voor de Nederlandse bevolking.

Tijdens de onderzoeken hebben respondenten zelf aangeven hoeveel boeken zij lezen. Bij zelfrapportage moet rekening worden gehouden met onnauwkeurigheid van de antwoorden. De praktijk wijst uit dat er vaak sprake is van overschatting dan wel onderschatting van leesfrequentie. Hoewel de SMB consumentenonderzoeken volledig anoniem zijn, zijn respondenten – bijvoorbeeld door sociale wenselijkheid – geneigd aan te geven vaker boeken te lezen dan werkelijk het geval is. De SMB consumentenonderzoeken zijn bedoeld om inzicht te krijgen in motivaties en achtergronden om zo de consument beter te leren kennen.

Beschikbare data

De onderzoeksresultaten uit 2007 en 2008 bleken niet geschikt voor een vergelijking door de jaren heen en zijn daarom buiten beschouwing gelaten. Hiermee loopt de onderzochte periode naar veranderingen in de samenstelling van het leespubliek van 2009 tot en met 2018.

Naast variabelen over het lezen van boeken waren er vijf achtergrondkenmerken beschikbaar: sekse, opleiding, woonregio, huishoudgrootte en leeftijd. De steekproef was te klein om heel specifieke doelgroepen te vormen, bijvoorbeeld met meerdere achtergrondvariabelen. De analyse beperkt zich dan ook tot doelgroepen op basis van één achtergrondkenmerk en soms op twee achtergrondkenmerken (bijvoorbeeld geslacht x leeftijd).2


GfK heeft kleine tekstaanpassingen in vraagstellingen of antwoordcategorieën die door de tijd heen zijn gemaakt methodologisch opgelost zodat de jaarlijkse onderzoeksresultaten vergelijkbaar blijven.
2 Hierbij speelde ook een rol dat naarmate de jaren vorderden de jonge doelgroepen steeds meer ondervertegenwoordigd raakten in de steekproef. Dit is opgelost door een nauwkeurigere weging aan te brengen voor de jaren 2009, 2012 en 2018.